Heeft staatssecretaris Broekers-Knol een keer gelijk, krijgt ze het niet

Gepubliceerd op 14 oktober 2021 om 17:24

’Hersenloos en ziek’ (Kati Piri, PvdA), ’afschuwelijk’ (Salima Belhaj, D66) en ’zeer ongepast en pijnlijk’ (Don Ceder, CU). Het oordeel van Tweede Kamerleden over hoe staatssecretaris Ankie Broekers-Knol denkt over het evacueren van mensen uit Afghanistan is hard en fel. Er is veel op het beleid van de staatssecretaris aan te merken, maar deze keer had zij een belangrijk punt.

Het nieuws uit Afghanistan is slecht. Volgens berichten die het land nog uitkomen worden medewerkers van mensenrechtenprojecten opgepakt en gemarteld. Ambtenaren van het vorige bewind en voormalige soldaten van het Afghaanse leger zitten ondergedoken uit angst voor wraak van de Taliban. Die gaat geregeld van deur tot deur op zoek naar mensen die samengewerkt hebben met de ’bezetters’, de westerse landen die hun missie in augustus na twintig jaar zo dramatisch ineen zagen storten.

Het meest onverteerbare is het lot van de Afghaanse vrouwen, die voorheen - ten minste in de steden - konden ademen, werken, studeren, naar school gaan, kortom leven als volwaardige mensen. Onder het nieuwe Taliban-regime verdwijnen vrouwen weer naar binnen en onder boerka's. Alleen de allergrootste optimisten droomden dat de Taliban deze keer anders zou zijn.

Het is volkomen begrijpelijk dat Afghanen onder deze omstandigheden hun land willen verlaten en dat gebeurt. In het evacuatieproces zijn er naar het ministerie van Buitenlandse Zaken 41.000 mails gestuurd door Afghanen die naar Nederland willen komen. Na een eerste inventarisatie blijven er ruim 23.000 mails over, die betrekking hebben op mensen die recht op asiel lijken te hebben.

In de mails gaat het om meerdere personen - familie en gezinsleden - en dus kan het totale aantal mensen dat in Nederland in aanmerking komt voor asiel aanzienlijk hoger liggen. Het ministerie wil tot nu toe geen aantallen noemen, maar staatssecretaris Broekers-Knol deed dat zaterdag in een interview in het AD dus wel. Haar schatting: 100.000 nieuwe Afghaanse asielzoekers.

Omdat politiek tegenwoordig vooral om beeldvorming draait en de persvoorlichters op het ministerie van Justitie zich een hoedje schrokken van de harde en emotionele reacties op Twitter ging er zondag al een excuusbrief van de staatssecretaris de deur uit. Niet dat 100.000 Afghaanse asielzoekers een slag in de lucht is, maar zij had ’niet vooruit moeten lopen op hoe het kabinet omgaat met de hulpvragen die zijn binnengekomen’.

Een ’braindrain’ door de exodus van de hogeropgeleide Afghanen is ’een oprechte zorg’ van Broekers-Knol, maar de term was in het interview ’onjuist gekozen’, omdat het de indruk wekt dat het kabinet het als argument gebruikt om hogeropgeleide Afghanen te ontmoedigen of zelfs tegen te werken het land te verlaten.

Hoewel misschien niet álle familieleden genoemd in de e-mails in aanmerking komen voor asiel in Nederland, zijn Afghaanse gezinnen groot. In 2015 heb ik een Afghaanse jongeman, die in Griekenland werkte en daar al 7 jaar wachtte op de start van een asielprocedure, geholpen in Nederland asiel te krijgen. Zijn 2 broers en 3 zussen met aanhang en kinderen en zijn ouders zijn nu in Turkije en hopen een keer de stap naar Europa te kunnen maken.

Ik begrijp de woede van deze parlementariërs niet over een vrij reële schatting door de staatssecretaris van 100.000 Afghaanse vluchtelingen. Het zou zelfs nog wel eens een conservatieve inschatting kunnen zijn. En zo niet, wat is er op tegen om rekening te houden met een ’worst case’-scenario? Dan is de opvang in Nederland een keer wél voorbereid op een grote toestroom.

Het Nederlandse asielbeleid laat zich keer op keer verrassen. De azc’s krijgen op dit moment 1200 nieuwe asielzoekers per week te verwerken. Inmiddels zijn alle 29.000 bedden in de azc’s bezet, worden kazernes en congreshallen ingezet, tentenkampen worden gebouwd, vakantieparken en hotels wordt gevraagd om bij te springen. Om het nog maar niet te hebben over de onvermijdelijke gevolgen op langere termijn: de aantallen asielzoekers en statushouders die in aanmerking komen voor huizen die er niet zijn.

Regie op immigratie en asiel ontbreek ten enenmale. Dus waarom zo verontwaardigd over een staatssecretaris die zich ernstig bewust is van deze problemen en - bij afwezigheid van een persvoorlichter - haar zorgen per ongeluk een keer openbaart? Ook al zou het bij 23.000 Afghanen blijven heeft het Nederlandse asielsysteem en de huisvesting op lange termijn een groot probleem.

Het zou de boze Kamerleden sieren ook deze werkelijkheid onder ogen te zien en suggesties aan te dragen voor alternatieve oplossingen. Want de nood is hoog. De Taliban draait niet alleen elementaire mensenrechten de nek om, maar ook de Afghaanse economie. Overheidstegoeden in het buitenland zijn bevroren en hulporganisaties waarschuwen dat het land aan de vooravond van een humanitaire crisis staat. Die zal nog meer Afghanen op de vlucht brengen. Maar niemand kan 40 miljoen Afghanen opvangen. Er zit in Nederland een grens aan de opvangcapaciteit en wat doen we als die grens bereikt is?

Het is een vraag die verantwoordelijke politici al jaren ontlopen, zo incidenteel is de focus en zo bang als ze zijn om voor harteloos uitgemaakt te worden.

Dat gaat heel anders in Canada, een land dat net als Nederland onderdeel was van de internationale troepenmacht in Afghanistan. Premier Trudeau heeft deze week een nieuw maximum gesteld aan het aantal Afghanen dat het gaat evacueren en opvangen: 40.000.

Canada is 240 keer groter en 150 keer leger dan Nederland. De Canadese immigratiedienst weet precies wie ze zoeken: Afghaanse vrouwelijke leiders, mensenrechtenadvocaten, lgbtq-ers, zogenaamde ’fixers’ die Canadese journalisten geholpen hebben, mensen die voor de Canadese ambassade hebben gewerkt en familieleden van Afghaanse immigranten die al in Canada wonen.

Het wordt tijd dat ook Nederland zijn asielbeleid - ook in noodsituaties als deze - in hoge mate afstemt op wat ons land aankan en vluchtelingen kan bieden. Daar horen heldere maatregelen en eerlijke politici bij.

 

Deze column verscheen op 6 oktober 2021 in De Telegraaf

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.